Nieuwe Kanaal, Veensteeg, Kraatsweg, Bennekomsekade,
Wolfsdijk, Maadersbroekweg, Maandersbuurtweg, Pakhuisweg, Kade, Oudendijk,
Buurtweg, Meikade, Schampsteeg, oh loopt dood, Schampsteeg, Meikade, Goorsteeg,
Lunterseweg, Rijksweg, Apledoornseweg, over de heide heen crossen, Arhemseweg,
Wolfhezerweg, Parallelweg, door het bos heen scheuren, Quadenoord, Bosbeekweg,
Panoramaweg, Haselweg, weer een stuk door het bos heen…lekker, Geertjesweg,
Zoomweg, Dolderstraat, Churchillweg en dan naar huis. Dat waren vijfenvijftig
prachtige kilometers door het oh zo mooie landschap van Gelderland en oké, ook
een heel klein beetje Utrecht.
Wat het zo mooi maakt? Vooral de afwisseling. Het eerste
deel van de route voerde mij door oud boerenlandschap. Tussen het groen
verscholen, zag je een boerderij met in de tuin het wapperende wasgoed dat aan
de lijn te drogen hing. Rook je varkensmest en hoorde je de koeien loeien. In
de vele kronkelde slootjes, stond dan weer een Reiger dan weer een Ooievaar de
wacht te houden. Het maaien was nog niet begonnen want de weilanden lagen er
nog fris groen bij. Nergens rook je de typische geur van vers gemaaid gras dan
wel de zoete geur van hooi dat op weilanden te drogen ligt. Boven de weilanden vlogen
de bekende weidevogels als Kieviet, Grutto en Tureluur.
Na dit weidegeweld volgt het dorp Ede. Veel valt daar niet
over te zeggen want ik was er weer snel doorheen. Wat volgde was de
Ginkelseheide. In de verte kon ik in het noorden de bossen van Otterlo zien
liggen. Zuidelijk lagen de oefengebieden van Defensie en in het Zuidoosten kon
ik de bossen van Plankenwambuis zien liggen. Rust straalde van deze omgeving
uit. Zelfs de vogels hadden pauze, ik hoorde er in ieder geval geen een. Wel
waren er veel fietsers op de fiets. Hier en daar was het even passen en meten.
Vooral op kruisingen. Daar heeft de onbekend-met-de-streek-fietser de
onhebbelijkheid om midden op de kruising stil te gaan staan om zich midden op
het fietspad te oriënteren of om met de fietspartner te overleggen over welke
weg er genomen dient te worden. Af en toe best lastig. Als racefietser heb je
al z’n naam en met de naam van de vereniging op de kont en rug ben ik heel
voorzichtig met welk ik commentaar ik z’n sta-in-de-weg geef.
Heelhuids passeerde ik Wolfheze, sloeg rechtaf de
Parallelweg in die langs het spoor het bos in gaat. Voor een ex-Randstadsstedeling
elke keer weer een heerlijke ervaring. Het grootse bos dat ik uit mijn oude
woonomgeving kende was het Keukenhofbos. In vergelijking met waar ik nu
doorheen fiets kun je beter spreken van het Keukenhofpark. Maar goed alles
heeft zo zijn charmes. In het bos was het een paar graden koeler dan op de
heide en dat maakte het fietsen net even aangenamer. Na een stukje asfalt
volgde een stuk onverhard. Vroeger deinsde ik hier voor terug want een lekke
band lag op de loer. Maar die dagen liggen achter mij. Tegenwoordig fiets ik
geen meter zonder een extra binnenband en fietspomp. Haha ik lach tegenwoordig
om een lekke band. Of ik moet twee lekke banden op een route rijden, ik heb
maar een bandje mee. Ja dat is mij een keer gebeurd maar daar misschien later
meer over, of niet.
Maar goed het bos, daar was ik gebleven. Heerlijk is dat om
door het bos heen te fietsen. Hier en daar een doorkijkje naar een open veld of
een stukje heide. Een van de mooiere stukken is de weg die van de Parellelweg
naar Bennekomseweg voert. Jij rijdt over een fietspad lang een heide. Je fietst
onder bomen door die de heide omzomen. Van dit landschap gaat zoveel rust uit.
Het landschap lag huer al ruim voor ik er was en zal er ruim liggen als ik
allang weer vertrokken ben. Kortom een constante factor in een wisselende
wereld.
Na het bos volgde Wageningen…mijn thuis. Thuis waar de grote
roergangen en de kleine generaal in de tuin druk doende waren met blokken en
zijn loopwagen. Thuis waar ik lekker met mijn gezin aan de lunch kon. Thuis
waar ik straks lekker ga douchen.