zaterdag 10 januari 2015

Een meter boven de grond


Soms zijn er van die dagen dat de motivatie om te gaan lopen ergens onder in mijn schoenen te vinden is. De dag van de Florijnwinterloop was er zo een. De motivatie verdween met het optrekken van de gordijnen direct het warme bed in. Regen en een grijze grauwe lucht vulde mijn blikveld, niet echt een uitzicht dat mij aanmoedigt om eens fijn een stukje te gaan lopen. Een blik van bewondering of verbazing (omdat ik met dit weer zou gaan lopen) van de roerganger zorgde ervoor dat ik mijzelf een schop onder mijn kont gaf. Afzien is tijdelijk, opgeven is eeuwig. Met die gedachte kleedde ik mij om en zwaaide ik de rugzak met hardloopspullen over mijn schouder. De volgende keer is het verstandig om te controleren of ik de rugzak wel dicht had geritst. Nu vlogen handdoek, deodorant en de overige spullen vrolijk in het rond.

Met een grijze lucht buiten en een donderwolk boven mijn hoofd liep ik de trap af de koude woonkamer in. Jemig hoeveel obstakels moet je als mens overwinnen om je doel te bereiken? Niet jammeren maar moedig voorwaarts blijven gaan. Snel een vlug maar voedzaam ontbijt wegwerken. Brood en een banaan mee de tas en in en hop hop chop chop naar Woudenberg.

Na de welbekende plichtplegingen als inschrijven, bijeten, plasje doen, nog een plasje doen en jawel nog een plasje doen, stond ik achterin het startvak achter een paar veel rappere VZCers als Mireille, Jakob, Leo, Peter, Gerard, Marco, Jim, de Jannen, Sjouke en Arthur te wachten op het startschot. Een felle knal zette ons lopers in beweging, het spel was op de wagen. Niet voor mij want mijn doel was duidelijk. Tijdens de laatste intervaltraining van het vorig jaar gaf Rene de trainer aan dat ik beter met mijn armen moest doorzwaaien. Nou dat was mijn doel tijdens deze wedstrijd: draaien en zwaaien als een malle molen.

De eerste kilometer op de Meent ging prima, vooral omdat ik net over het bruggetje buiten het sportpark de eerste aanmoediging naar mijn hoofd geslingerd kreeg. Een scherpe rechterbocht leidde ons de Heetvelderweg op. Ik kreeg er eigenlijk wel weer zin in. Oke het regende nog zachtjes maar dat zorgt volgens de verhalen voor meer zuurstof in de lucht en meer zuurstof in de lucht is goed. Vol goede moed passeerde ik Leo, een oude VZC rot. Na drie kilometer draaide we links de Treekerweg op. Deze weg voerde ons letterlijk het bos in. Een sliert aan lopers draafde het druilerige bos in. Het mooie aan een sliert lopers is, is dat je telkens iemand anders in je “inhaalvizier” kunt nemen. Eigenlijk was het net als vroeger toen ik van de ene steen naar de andere steen sprong om een beekje over te steken. Nu waren de stenen, lopers die ik kon gebruiken om verder naar voren te komen.
Een scherpe bocht naar rechts bracht ons naar het langste en het minst leuke deel van het parcours namelijk de Doornseweg. Het parcours loopt langs een brede asfaltweg. De verzorgingspost langs deze weg zorgde gelukkig voor wat afleiding. Even gas geven en eer ik er erg in had draaide ik al weer rechts de Waterlooweg in. Op de hoek van de Doornseweg en de Waterlooweg passeerde ik dezelfde toeschouwer die mij eerder in de wedstrijd had aangemoedigd. Hoe gaaf is dat? Ik ging in ieder geval weer iets rechterop lopen en verhoogde ongemerkt iets mijn snelheid.

De Waterlooweg ging ongemerkt over in de Buurtweg die mij naar Leusden Zuid bracht. Lang genieten van Leusden Zuid was er niet bij want met een bocht naar rechts verliet ik  Leusden Zuid net zo snel als ik het dorp in kwam. Weer liep ik over de Treekerweg. Dit was wel weer een mooi stukje parcours. Rechts het bos en links van de weg het boerenland met paarden en schapen. Nog maar drie kilometer te gaan.
Na het betere bochtenwerk draaide ik weer de Heetvelderweg op. Was dit eerst de weg die het begin van de wedstrijd inluidde, was het nu de weg die het einde van wedstrijd aankondigde. Maar ja dat is meestal als je een rondje loopt.

De finale van de wedstrijd lag op de Meent. Nog maar een kilometer te gaan. Het was in deze laatste kilometer dat Leo langszij kwam. In plaats van bij mij weg te lopen blijf hij bij mij en zei: “De laatste kilometer lopen wij samen!” Die opmerking gaf mij vleugels. Niet alleen de opmerking deed mij een meter boven de grond lopen maar vooral omdat Leo naast mij bleef lopen. Leo is Leo. Een heel grote meneer met een heel bescheiden voorkomen. Zijn prestaties in het verleden en heden spreken voor hem. En deze meneer kwam naast mij lopen, hield zich in en nam mij mee over de streep. De laatste kilometer liep ik met een enorm grote trotse glimlach op mijn gezicht. Deze glimlach vertaald zich in de kilometertijd. Liep ik kilometer vijftien in vijf minuten en acht seconden. Kilometer zestien, die ik met Leo liep, liep ik in vier minuut vijftig…
Conclusie: lopen doe je alleen maar een aanmoediging is het steuntje in de rug die het lopen net iets makkelijker maakt.





Geen opmerkingen: