donderdag 16 mei 2013

Mijn allereerste triatlon.


“Nee joh, ik ben helemaal niet zenuwachtig” Was het antwoord op de vraag die mijn passagier stelde.
Deze vraag stelde mijn passagier tijdens de autorit naar Leersum waar ik mijn allereerste cross 1/8ste triatlon zou gaan doen. Maar als ik niet zenuwachtig ben, wat was dan het kriebelende gevoel in mijn onderbuik? Het voelde als zenuwen, het leek op zenuwen dus het zouden zenuwen kunnen zijn.
De laatste keer dat ik voor een wedstrijd zenuwachtig was, lag ver achter mij. Het zal is vijfentwintig jaar geleden dat ik dit gevoel leerde kennen. Vroeg in de ochtend, vlak voor een potje voetbal tegen onze aartsrivaal Terleden, bekroop mij hetzelfde weeë gevoel als mij nu bekroop.
Maar waar zou ik zenuwachtig voor moeten zijn? Op de VZC kalender was deze triatlon toch niet als wedstrijd aangemerkt? Diep van binnen wist ik wel beter. Training of geen training, bij de VZC kan elke training ontaarden in een wedstrijd. Het was deze kennis die zorgde voor het oude vertrouwde onderbuikgevoel.
Aangekomen bij het Bosbad in Leersum merkte ik dat de triatlon niet alleen VZC’ers aantrok maar ook een paar exoten van buiten de club. Door deze grote opkomst startte wij in twee groepen. Gelukkig voor mij, want ondanks de perfecte voorbereiding was ik iets vergeten. Het was de zwembril die deze keer in Wageningen was achtergebleven. Gelukkig was er een VZS’er zo tof om mij zijn zwembril te lenen.
De eerste serie startte precies om zeven uur. Met veel geweld kwamen de zwemmers in beweging. Het ging hard, binnen zesenhalve minuut kwam de eerste zwemmer het water uit. Nadat het water weer tot rust was gekomen, was het de beurt aan de tweede serie…aan mij. In het water bepaalde we onderling wie erop kop zwom en wie achteraan. Die gene met de snelste kilometertijd kwam voorop te liggen. Dat bleek ik dus te zijn, iets waar ik niet blij mee was. Op kop zwemmen is namelijk niet mijn ding. Ik ben erg slecht in het tellen van de afgelegde banen. Het was dus niet ondenkbaar dat ik meer dan 500 meter zou gaan zwemmen. Al snel merkte ik dat ik in het zelfde tempo als mijn buurman in een baan naast mij zwom. Dat scheelde banen tellen. Nadat de 500 meter zwemmen erop zaten, klom ik het water uit en rende zo snel mogelijk naar de wisselzone waar de mountainbike wachtte. Ietwat gedesoriënteerd trok ik de fietsschoenen aan, zette de helm op en sprong op de fiets. Een gedeelte van het fietsparcours herkende ik van de Pentathlon en van een hardloopwedstrijdje. Deze kennis maakte het wat makkelijker omdat ik nu wist waar de venijnige klimmetjes lagen te wachten. Niet dat deze kennis de klimmetjes makkelijker maakte, het blijven knappe hobbels om tegenop te fietsen.
Er was een groot verschil met de Pentathlon. Er lagen nu gedeeltes mul zand op het parcours. Dat maakte het fietsen niet makkelijker. Wild zwiepend en zwalkend, fietste ik door het mulle zand. De eerste ronde won het mulle zand, ik moest afstappen. De tweede ronde had ik het door, in volle galop knalde ik door het mulle zand. Jawel zonder afstappen kwam ik door zandbak heen.
Na 15 kilometer zwoegen kwam de wisselzone in zicht en maakte ik mij klaar voor de wissel. Zonder al te veel problemen kwam ik van de fiets af, daarna snel de fietsschoenen uit en de hardloopschoenen aan.
De eerste meters na het fietsen voelde het lopen raar aan. De looproute was niet echt moeilijk sterker nog, verkeerd lopen was bijna niet mogelijk. Eerst tweeënhalve kilometer heen lopen om daarna weer tweeënhalve kilometer dezelfde weg terug te  rennen. Het leuke daarvan is dat je de collega’s, die tegengesteld aan je lopen kunt aanmoedigen. Zelf loop ik altijd ietsje sneller en iets rechterop als ik collega’s zie aankomen. Vooral niet laten merken dat je moe bent.
Op het keerpunt merkte ik dat mijn diesel warm begon te worden. Met een iets hogere snelheid liep ik langzaam in op Cora die voor mij liep. Heerlijk is dat: als je je kunt optrekken aan iemand die voor je loopt. Ondanks het hogere tempo en het kunnen optrekken aan Cora, lukte het mij niet om haar te kloppen. Tien seconde later dan Cora kwam ik over de finish.
Mijn allereerste 1/8ste triatlon zat erop. Hoe het voelde? Het smaakte naar meer…veel meer.

woensdag 8 mei 2013

Wisseltraining.

Wisseltraining.




Voordat ik de fiets opspring, overwin ik al heel wat opgaves. Vragen als: heb ik de juiste kleding aan? Waar zijn mijn fietsschoenen?  En oja, waar is toch mijn fietsbril?  Die vragen moeten eerst beantwoord zijn, eer ik op de fiets spring. Zit ik dan eindelijk op de fiets, schiet er door mijn hoofd dat een reserveband handig is om mee te hebben en natuurlijk de bandenlichters.
Speelt mijn vergeetachtig alleen met fietsen op? Nee hoor, ook als ik ga zwemmen moet ik regelmatig terug naar huis om óf de zwembril óf de handdoek op te halen. Als klap op de vuurpijl was ik tijdens het trainingsweekend op Texel mijn hardloopschoenen vergeten mee te nemen. Gelukkig was er een clublid die extra hardschoenen had meegenomen, zodat ik kon meedoen aan de hardlooptrainingen. Deze vergeetachtigheid heb ik sinds kort redelijk getackeld omdat ik nu alles in één rugzak prop. Ik schrijf bewust “redelijk” want mijn portemonnee of sleutels zitten niet standaard in de rugzak.
Het is deze vergeetachtigheid die mij angst inboezemt voor het meedoen aan een triatlon. Het zou mij namelijk helemaal niets verbazen dat ik voor de start van een triatlon mij ineens bedenk dat het meehebben van een fiets wel heel handig zou zijn. Of dat ik in de wisselzone mijn fiets of hardloopschoenen niet meer kan vinden.
Met een beetje hulp is deze vergeetachtigheid te omzeilen. Wat lastiger te omzeilen is, is het wisselen van de verschillende kledingstukken. Is het uittrekken van een natte zwembroek voor mij al een opgave, kun je nagaan hoe dat is met een wetsuit in de volle hevigheid van de wedstrijd. In de kleedkamer van het zwembad sta ik regelmatig te huppen op een been om de andere voet uit een zwembroek te krijgen. Is dat probleem eenmaal verholpen, komt het probleem aantrekken van kleding om de hoek kijken. Ook dan sta ik met enige regelmaat te trekken aan een shirt die maar niet over mijn rug heen wil. U heeft waarschijnlijk een beeld van mijn enorm gebrek aan wisseltechniek.
Afgelopen zaterdag organiseerde de VZC een wisseltraining. Dit was voor mij de uitgelezen mogelijkheid om van de meester zelf de kneepjes van het wisselvak onderwezen te krijgen. De training begon met wat handige truckjes om zo snel mogelijk op de fiets te springen. Dit deden we eerst met de fietsschoenen aan. Dit ging vrij snel goed. Hierna voerde Rob de moeilijkheidsgraad op. De opdracht was om de fietsschoenen tijdens het fietsen aan te trekken. Dat klinkt makkelijker dan het is. Je moest namelijk de fiets met ingeklikte schoenen klaar zetten. En wat doet zwaartekracht met ingeklikte schoenen? Precies die zorgt ervoor dat de schoenen op hun kop onder de trappers bungelen. Nu is dat op zijn kop hangen van schoenen op te lossen met elastiekjes. Nee het echte probleem is de voet tijdens het fietsen in de schoen te krijgen. Als Rob het voordoet ziet het er zo simpel uit. Binnen geen tijd zitten zijn schoenen vast en is hij er als een raket vandoor. Nee dan ik, rechtervoet gaat prima maar de linkervoet bleef problemen geven. Het wilde maar niet lukken om de voet in de schoen te krijgen. Dan zat de lip van de schoen in de weg. Dan weer zat de achterkant van de schoen dubbelgevouwen waardoor mijn voet niet meer in de schoen te krijgen was. Aankrijgen van de schoenen is een dingetje, laat staan uitkrijgen. Rob deed het een voor en ik deed het hem niet na. Het einde van het liedje was dat ik met een fietsschoen vast (de linkerschoen) door de wisselzone rende op zoek naar mijn hardloopschoenen.
Was het dan alleen maar kommer en kwel? Nee ik ben ook gerustgesteld. Kleding wisselen hoeft niet want je zwemt, fiets en loopt in het zelfde pakkie: het zogenaamde trisuit. Sokken doe je niet aan, want dat kost tijd en tijd is kostbaar. Die neem je ook niet mee en kan ik dus ook niet vergeten.
Kortom, ik ben een hoop wijzer geworden en ook een klein beetje gerustgesteld.